|
Am
Nu hoef je nooit je jas meer aan te trekken
C
en te hopen dat je licht het doet
Am
Laat buiten de stormwind nu maar razen in het donker
F G
want binnen is het warm en licht en goed
C
Hand in hand naar buiten kijken waar de regen valt
F G
Ik zie het vuur van hoop en twijfel in je ogen
E
en ik ken je diepste angst
Am F
Want je kunt niets zeker weten en alles gaat voorbij
C G
maar ik geloof, ik geloof, ik geloof
F C
ik geloof, ik geloof, in jou en mij
Am
en als je 's morgens opstaat ben ik bij je
C
en misschien heb ik al thee gezet
Am
En als de zon schijnt buiten gaan we lopen door de duinen
F G
en als het regent gaan we terug in bed.
C
Uren langzaam wakker worden, zwevend door de tijd
F G
Ik zie het licht door de gordijnen en ik weet:
E
het verleden geeft geen zekerheid
Am F
Want je kunt niets zeker weten en alles gaat voorbij
C G
maar ik geloof, ik geloof, ik geloof
F C
ik geloof, ik geloof, in jou en mij
C G
maar ik geloof, ik geloof, ik geloof
F C
ik geloof, ik geloof, in jou en mij
Am
Ik doe de lichten uit en de kamer wordt nu donker
G
een straatlantaarn buiten geeft wat licht.
Am
En de dingen in de kamer worden vrienden die gaan slapen
G
de stoelen staan te wachten op het ontbijt
Am
En morgen wordt ik wakker met de geur van brood en honing
G E
de glans van het gouden zonlicht in jouw haar.
Am C D F
En de dingen in de kamer, ik zeg ze welterusten,
C G E
vanavond gaan we slapen en morgen zien we wel.
Am E
Maar de dingen in de kamer zouden levensloze dingen zijn
D A
zonder jou
Am F
En je kunt niets zeker weten en alles gaat voorbij
C G
maar ik geloof, ik geloof, ik geloof
F C
ik geloof, ik geloof, in jou en mij
C G
maar ik geloof, ik geloof, ik geloof
F C
ik geloof, ik geloof, in jou en mij
Am F
Want je kunt niets zeker weten en alles gaat voorbij
C G
maar ik geloof, ik geloof, ik geloof
F C
ik geloof, ik geloof, in jou en mij
C G
maar ik geloof, ik geloof, ik geloof
F C
ik geloof, ik geloof, in jou en mij
|
|
